Dag 4: ET, Rachel, Area 51, UFO’s (The truth is out there), Koeien (levend en dood). Vallende man, BigHorn’s (11 stuks) en een geweldig landschap
Vandaag een lange rit. Het probleem met een lange rit is tweeërlei. Eén: het is een lange rit, die meestal niet helemaal interessant is en Twee: in dit geval hebben we zoveel moois en bijzonders gezien, dat ik bijna niet weet waar ik moet beginnen met vertellen. Dus maar gewoon bij het begin beginnen.
Opnieuw vroeg op en om voor achten rijden we de campground al weer af. Vandaag ijden we de ExtraTerrestrial Highway. Deze loopt door het gebied met de meeste sitings van UFO’s, volgens zeggen en waarin ook Area 51 (Nellis Air Force Base) is terug te vinden. Maar voordat we deze weg oprijden komen we eerst nog door Caliente. Daar stoppen we even, zodat Marja een paar foto’s kan maken van het oude station van dit typisch amerikaanse plaatsje.
En weer verder.
Langs die ET-weg ligt het plaatsje Rachel. Een plaatsje, dat is ontstaan toen er in de grond daar zilver en lood werd gevonden. Een mijn-maatschappij wilde daar groot aan verdienen, maar kwam bedrogen uit. Rachel is als gevolg daarvan niet doorgegroeid. Desondanks zijn daar dus mensen blijven wonen. En je vraagt je, zoals wel vaker, sterk af: wat doen die mensen daar dan nog.
Van een paar weten we het inmiddels, want in Rachel staat de zgn. Ale-Inn. Een soort eetcafé. En daar hebben ze allerlei snuisterijen rondom aliens. Alien-figuurtjes, een truc met een ufo in de kraan voor de deur en een soort van schilderij met iets wat lijkt op een scene uit Close Encouners of the Third Kind (een klassieker), met Devils Mountain en en aantal UFO’s (met allemaal flikkerende lampjes) voor aan de muur. In die omgeving nuttigen we een stevige omelet met toast en koffie/jusd’orange, waar we de rest van de dag op kunnen teren.
Een aantal miles verder stoppen we even bij het Warm-Springs Bar en Café. Een café dat zijn bestaansrecht ontleende aan de aanwezigheid van warme bronnen in Warm-Springs (de naam zegt het al). Kennelijk is dat idee van die warme bronnen toch niet echt aangeslagen en is Warm-Springs een Ghosttown geworden. Het café staat nog steeds op de kruising van de ET-highway met de US-6.
Net als we weer willen wegrijden ziet Marja een man proberen over een hek van prikkeldraad te komen. Hij heeft zijn voet op het prikkeldraad gezet en wil na een paar keer opgewipt te zijn op dat draad er een soort van overheen stappen. Dat gaat dus falikant mis. Het draad is namelijk zo slap dat de man onderuit gaat, voorover valt en zijn been openhaalt aan het prikkeldraad.
Aan een mevrouw die de weg oversteekt vragen we of hij all-right is. Het valt kennelijk wel mee, want ze kan het af met wat tissues, die ze uit haar auto haalt.
Dus we rijden, gerustgesteld weer door.
Maar dat maar voor een meter of vijftig. Marja ziet dan namelijk op een heuvel/bergje naast de weg wat zij eerst denkt dat het pronghornds zijn (een soort herten). Maar als ze nog eens goed kijkt blijken het bighorn’s te zijn. Het zijn er bij elkaar 11. En ze staan allemaal als een plaatje op die berg, afgetekend tegen die strakblauwe onbewolkte lucht. Dat kun je niet laten gaan. Dus daar worden een flink aantal foto’s van gemaakt. De beesten kijken daar niet van op en blijven rustig poseren. Echt heel bijzonder.
Overigens dat ik in de tussentijd niets zeg over de omgeving wil niet zeggen dat we daar geen oog voor hebben vandaag. Het tegendeel is waar. Het is alleen vandaag weer zo indrukwekkend, maar vooral ook zo vreselijk gevarieerd, dat ik niet goed weet hoe dit te omschrijven. Maar de weidsheid van de valleien/dalen waar we doorheen rijden, de vergezichten die we hebben van de die valleien omringende bergen, de eindeloze wegen die zich voor ons uitstrekken en waarvan je je elke keer weer afvraagt: welke kant gaat die nu weer op, het is gewoon teveel om nog superlatieven voor te bedenken. Maar ik zeg tijdens een stop tegen Marja, dat wij toch erg gelukkige mensen zijn dat we door dergelijke landschappen kunnen rijden en daarvan te genieten.
Over wegen waar geen einde aan lijkt te komen en waar we soms wel bijna een uur geen andere mensen zien.
Wat we wel zien zijn heel veel koeien, die werkelijk een geweldig leven hebben hier. Die beesten lopen in Open Ranch gebieden rond en hebben alle vrijheid van de wereld om te doen en te laten wat ze willen. En ondanks dat het lijkt dat ze niet veel te grazen hebben zien ze er allemaal goed doorvoed uit. Op een paar na dan, die we dood in het veld zien liggen en één die kennelijk is aangereden door een auto of een vrachtwagen. Dat is natuurlijk wel het risico van zo vrij los kunnen lopen. Wij komen er zelf ook een tegen die op zijn dooie akkertje de weg oversteekt als wij eraan komen. Nog even stopt, midden op de weg, met een blik in zijn ogen van: oh daar komt een auto aan. HmHm. Nou laat ik maar even op zij gaan en dan bijna sloffend de berm in loopt.
In Tonopa, waar we vervolgens aanlanden, moeten we even tanken. Aan het begin van onze rit stond er namelijk ergens een bordje dat we de eerste 170 kilometer geen services (dus benzinepompen e.d.) tegen zouden komen. Met een driekwart volle tank moet dat geen probleem zijn. Maar in Tonopa hebben we wel ongeveer die 170 kilometer vanaf dat bord gereden en geeft bovendien de benzinemeter inmiddels aan, dat er nog maar net iets meer dan een kwart in de tank zit.
De eerste de beste pomp is de mijne. Je weet immers niet hoe groot Tonopa is en of er nog meer pompen zijn. En je wil niet zonder benzine komen te staan. Dus ik tank daar voor $ 2.89 de gallon mijn tank vol. Als we daarna de hoek om slaan liggen er drie benzinestations langs de weg die de benzine voor $2.69 aanbieden. En er is er zelfs een die het voor $ 2.61 van de hand doet. Nou ja, als goedgeaarde Hollander vind je dat even jammer, maar aan de andere kant: we zijn met vakantie dus wat kan ons dat bommen. Ik koop daar eindelijk ook nog een zonnebril (ik ben de mijne vergeten meer te nemen). En die kost wel $ 7,98.
Na deze uitspattingen gaan we richting ons einddoel van deze dag: de campground bij Convict Lake. Voordat we daar zijn passeren we nog wel even de grens met California. Daar merk je niets van (behalve een bord dat het zo is), alleen hebben ze in California wel checkpoints waar ze kijken of je geen fruit de grens over brengt. Ook hier dus. We rijden dus het checkpoint in als er een man naar buiten komt lopen. Ik draai het raampje open en hij vraagt of we nog fruit bij ons hebben. Ja zeg ik. Wat voor fruit wil hij weten. Nou eh bananen en appels. Welke soort appels. En als Marja aangeeft welke appels roept hij: oke your fine you can go on. Maar hij waarschuwt ons wel ons raampje dicht te doen want ze hebben daar bijen. En al zwaaiend (naar bijen) loopt hij snel weer naar binnen. Wij denken nog: dat zal toch wel meevallen. Maar eenmaal buiten de checkpoint zien we twee vrachtwagens staan. En wat ze daar op hebben staan weten we niet, maar er zwermen ik denk wel honderden, misschien wel duizenden bijen rond die vrachtwagens. Geen wonder dat die man ons snel wilde doorlaten. Hij wild weer snel naar binnen.
De Convict Lake campground ligt aan een geweldig mooi meer(tje), omgeven door indrukwekkende bergen, die – zien we – nu ook vol staan met bomen in herfstkleuren. En er lopen herten over de campground. Ook nu laten ze zich al snel zien. Jammer genoeg om de verkeerde reden. Zoals op veel plekken waar wilde dieren rondlopen wordt ook hier aangegeven de dieren niet te voederen. Ze worden anders tam, raken hun angst voor de mens kwijt en gaan andere mensen lastig vallen om eten. En, ja hoor, vlak voor onze neus staan onze buren doodleuk die hertjes brood of toast of iets dergelijks toe te stoppen. Jammer hoor.
Morgen gaan we om het meer wandelen (hopen we).
Het begint hier overigens al aardig koud te worden. Het zal tegen de ochtend wel om het vriespunt zijn. Dus we hebben de kachel maar aangezet, zodat het niet te koud wordt in de camper. En een tweede dekbed ligt inmiddels ook op het bed.