De tweede dag en de teleurstelling van Furnace creek!

We zijn nog steeds aan het bijkomen van onze trail van een paar dagen terug. En het is waar: de tweede dag is inderdaad erger. En heb ik al verteld van die meneer die we tegenkwamen vlak voor we die trail gingen lopen. Die zat ook op een bus te wachten en hij had een gigantische rugzak bij zich. Wel 2 tot 3 keer zo groot als de onze. Toen ik hem daarnaar vroeg vertelde hij dat hij net de John Muir trail had afgerond. En terwijl wij ons geestelijk voorbereidden op een trail van welliefst 13 kilometer, vertelde hij ons, dat de trail die hij gelopen had (mèt die gigantische rugzak op zijn rug) 230 mijl, dus om en nabij 370 kilometers telde.  En hij liep er niet minder om. Ik ben nog vergeten te vragen hoe lang hij er over gedaan heeft. Maar dat zal wat meer zijn dan die ongeveer 6 uur die wij gelopen hebben, met alle gevolgen van dien.
Ik vertel dit alleen nog maar even omdat als jullie ons vandaag zouden zien lopen…… Affijn, laat ik daar niet op doorgaan.

We worden vandaag min of meer uitgeleide gedaan door onze buurman op de camping: John (what else?). We maakte een praatje met m en hij vertelde dat hij twintig jaar geleden met pensioen was gegaan. Hij werkte voor een bedrijf dat grondwater aanboorde voor mensen die behoefte hadden aan water voor hun woning, landerijen of wat ook. Maar toen hij 53 was en ziek werd is hij gestopt. En dan vertelt zo’n alleraardigste eenvoudige man, dat hij zowel in California als in Texas een huis heeft, dat hij behalve de camper (en wat voor één) waarmee hij naast ons staat er ook nog zo een als die van ons heeft voor als ze de bergen in gaan en dat ze dan hun quads meenemen en het ervan nemen. En hij vertelde ook nog dat ze eigenlijk maar 4 maanden per jaar “thuis” zijn (in één van die twee woningen) en voor de rest van het jaar eigenlijk met hun camper aan het rondtoeren waren. En toen zei hij ook nog: het leven is wat je er zelf van maakt!!!!!

Met die wijsheid gaan we vandaag eerst nog even bij een nederlandse bakker in Bishop langs om lekker vers brood te halen. Er staat allerlei Delfts blauw spul in de etalage, maar verder is er weinig Nederlands meer te herkennen aan deze winkel. Hij loopt wel erg goed zien we.
Ook nemen we weer een keer een ontbijt bij Denny’s. Marja een banana-french-toast-sizzler-something en ik een lumber-jack-nog-wat. En dan blijkt dat het toch weer grote ontbijten zijn die die Amerikanen eten en dat ik zeker geen lumber-jack ben.
Nadat we bij de bakker zijn geweest lopen (nou ja) we weer terug naar de camper en begeven we ons op weg naar Death Valley. Ook hier weer momenten van herkenning en op sommige plekken, waar we zeker twee jaar geleden ook hebben gereden, toch ook weer niet. Dat we denken: dit kan ik me helemaal niet meer voor de geest halen. En op een plek die we ons wel herinneren en waar we twee jaar geleden hobbelend een parkeerplekje hebben gezocht over keien en kleine rotsblokken ligt nu bijvoorbeeld een keurig aangelegd parkeerterrein.
En we zien bijvoorbeeld in die onwezenlijke vlaktes nu ook Yucca’s en Joshua-trees staan, waarvan we ook niet meer weten of die er twee jaar geleden ook al stonden.
En wat ook opvalt is dat het gebied, dat ontzettend droog is, er uitziet alsof het kort geleden enorm gehoosd moet hebben, waarbij grote hoeveelheden water uit de omringende bergen moet zijn afgestroomd. We zien in het dal voor Death Valley bijvoorbeeld iets wat wel op een meer lijkt. En verderop liggen nu grote zoutvlaktes, wat er op wijst dat er ook water gelegen moet hebben.

Aan het begin van de Valley stoppen we even om naar het visitor center te gaan en te laten zien dat we een pas hebben. Maar we zien dat center pas als we weer wegrijden. Misschien hadden we toen toch nog even moeten stoppen, waardoor we verderop niet voor een verrassing zouden zijn komen te staan. We hebben namelijk de bedoeling om weer op Furnace Creek campground te kamperen. Een campground midden in de Valley, waar ‘s-nachts met een beetje geluk de kaioties (coyotes) rondlopen of zich in ieder geval met een concert laten horen. Als we in de buurt van de campground komen staat er echter een bord dat hij gesloten is. En bij de ingang gekomen zien we inderdaad dat hij er verlaten en verwaarloosd bij ligt. Wat nu? Een klein stukje verderop liggen nog twee campgrounds, waarvan er één – die op een parkeerterrein lijkt – ook gesloten is. De ander is wel open. Maar als we daar even over heen gereden hebben kijken we elkaar aan en zeggen: laten we maar doorrijden. Marja zoekt in de Tom-Tom en het grote campgroundboek dat we van Roadbear hebben meegekregen naar campings niet teveel verderop. En in Pahrump (ja echt zo heet dat plaatsje) zijn er wel een paar te vinden.
Dit alles heeft tot gevolg dat we dit keer in een keer Death Valley doorkruisen. Maar niet zonder vol verwondering en verbazing te hebben gekeken naar de grote verschillen en contrasten in kleuren en rotspartijen en vlaktes in een plaats die Dode Vallei heet. Je moet er geweest zijn om dat gevoel daarbij te kunnen begrijpen. Soms doet het zelfs een beetje onaards aan. Dus we hebben er ondanks de tegenvaller van Furnace creek toch zeker van genoten.

Als we Pahrump inrijden (waar je overigens om van de ene naar de andere kant van de plaats te komen misschien wel een uur nodig hebt, zo verspreid ligt de bebouwing) zien we al een bordje: RV-campground. Dus wij volgen dat bordje, maar als we de camping zien trekt dat ons niet zo, dus rijden we weer verder. Een ander adres ingetoetst en de Tom-Tom laat ons weer rondjes rijden. Althans dat denken we. Wat hij probeerde te doen omdat we met onze neus de verkeerde kant op stonden, was ons drie keer rechts om te sturen en dan links, zodat we de andere kant uit zouden rijden. Hij had natuurlijk ook kunnen zeggen, wat ie zo vaak doet: probeer om te draaien. Maar uiteindelijk rijden we de goeie kant uit. Onderweg zien we nog dat de benzine hier een stuk goedkoper is dan in California (we zijn inmiddels al weer in Nevada). En na een kleine vijf mijl belanden we op de meest luxueuze campground die we tot nu toe gezien hebben. Dus we denken, dat zal wel wat kosten (we zijn tenslotte Nederlanders). Maar dat valt, zeker met korting op onze ANWB-kaart, eigenlijk best wel mee. En na wat geharrewar over onze plek, omdat er een concert zou zijn vlak bij onze eerste plek, staan we nu op een mooie, warme plek in het wereldberoemde plaatsje Pahrump.
Wie we daar wel weer zien zijn een paar van onze humming-bird vriendjes. Dat blijven toch bijzondere beestjes om naar te kijken. Geweldig gewoonweg. Je hoeft er in ieder geval niet voor weg te lopen als voor een beer.

En morgen gaan we op pad naar gokstad Las Vegas. Kijken of we met een paar dollars onze reis kunnen terugwinnen of dat we nog wat langer wegblijven (of misschien wel eerder terugkomen :). Maar dat beschrijf ik morgen weer.

© MarenKo 2013